Peggie Breitbarth

Wilfried Lansink- schilderen is stilte

Zijn atelier is als een grot. Een donkere ruimte slechts verlicht door een zwak schijnsel van een lamp in de hoek. Zijn palet daarentegen oogt als een alpenlandschap. Hoge bergen kleurige, bijna �smakelijke� olieverf. Dat is niet altijd zo geweest. Bij Wilfried Lansink is alles in beweging. De omstandigheden waaronder hij werkt, de formaten waarop hij werkt. Het materiaal, de vorm, de kleur en de benadering die hij kiest. Toch is het werk consistent, al moet men die consistentie eerder in de mentaliteit dan in de uiterlijke vorm zoeken.
Lansink is een vat vol tegenstellingen. Romanticus, mysticus, ge�nteresseerd in natuurwetenschap, psychologie, filosofie en religie. Liefst noemt hij zichzelf waarnemer. Kijken, voelen, horen, inleven, begrijpen. Wat neemt een mens waar; wanneer, waarom, hoe? En wat is de rol van het eigen gevoel?

In de beeldende kunst is de schroom voor te mooi en te veel steeds aanwezig. Toen Lansink de periode, direct aansluitend bij zijn vorming en ontwikkeling op de AKI (1986-91) afsloot, was hij beland bij nagenoeg witte schilderijen. Een voorzichtig mathematisch lijnenspel in potlood en enkele gekleurde vlakjes vormden het schilderij. En over die summiere invulling van de kleur kon hij dagenlang nadenken.
Toch was kleur in de voorafgaande jaren een bijna fysieke activiteit geweest. Hij werkte indertijd met eitempera, door hemzelf eindeloos gemengd van eidooiers en pigmenten naar middeleeuwse receptuur. De alchemist van toen heeft duidelijk verwantschap met de schilderende heremiet in de grot van vandaag. Maar waar hij in zijn alchemistische periode op zoek was naar de �roots� van schilderkunst en kunstenaarschap, wordt zijn voorkeur voor de �grot� ingegeven door pragmatischer overwegingen. Om de nodige concentratie te bereiken moet hij zich afsluiten van de wereld. Het feit dat hij tevens een galerie runt, geeft wel aan dat zijn kluizenaarschap slechts partieel is.

Een tijd lang tekende hij dagen achtereen. Dozen vol bewaart hij in zijn atelier. Misschien wel 5000 tekeningen, de oogst van 5 jaar. Hij had toen een ritme van drie maand tekenen, drie maand schilderen. Met olieverf, waarin hij, na de intensieve omgang met eitempera, natuurlijk eerst zijn weg moest vinden. Zijn schilderijen werden weer voller, ditmaal met silhouetten van menselijke figuren in rijen. Nog steeds was hij bezig met de mathematische invulling van het doek, met de vorm en de richting van de vorm. Beweging vastleggen. Verschillende ritmes ontdekken en ordenen. Ordening was belangrijk, hoewel zich in de tekeningen nieuwe ontwikkelingen aandienden.

Rond �98 begonnen de emotionele en expressieve krachten te winnen van de wetenschappelijke en conceptuele ordening. Lansink is de eerste om toe te geven dat zo�n ontwikkeling veel met autobiografische groei te maken heeft. Heel voorzichtig komt het gezicht als thema om de hoek kijken. Om vervolgens enkele jaren praktisch al zijn schilderijen te beheersen. De schildertrant wordt losser en vooral gevarieerder, van een uitgesproken en zelfs agressief expressionisme tot een lieflijk symbolisme. Ruimtelijke werking keert terug en de formaten van de schilderijen vari�ren sterk.
Al die koppen, die zich uit de verf losmaken, bestaan uit louter geest. Er is geen sprake van plastische vorm, van anatomie of speciale gelaatstrekken. Hun illusionisme is van andere aard. Ze slorpen moeiteloos elke projectie van de kijker op, ontketenen emoties.

Maar hoe orden je emoties? Wilfried Lansink is alweer een fase verder. De vlakken en vierkanten uit zijn �wetenschappelijke� periode verschijnen opnieuw in zijn schilderijen. Maar dit keer bewogen en onberekenbaar. En steeds doemen ook weer gezichten op, soms in het licht, soms in het duister.
Schilder en waarnemer Lansink scherpt zijn oog in het duister van zijn atelier. Als je geduld hebt ga je zien, zegt hij. Schilderen is stilte.

Meer over Wilfried Lanink door:
Erik Slagter
Wilfried Lansink